Ruzie tussen aandeelhouders leidt tot surseance en wordt opgelost.
Twee ondernemers zijn aandeelhouder van twee B.V.’s , een productiebedrijf en een handelsonderneming. Ieder houdt 50%. Het productiebedrijf wordt bestuurd door de ondernemer met een technische achtergrond. De handelsonderneming verkoopt onder meer de producten van het andere bedrijf en staat onder leiding van de ondernemer met een commerciële inslag.
Er ontstaat wrevel. Het begint klein, maar wordt allengs groter. De communicatie staakt. Vertrouwen wordt wantrouwen.
Het productiebedrijf draait slecht en krijgt liquiditeitsproblemen. De bereidheid om te financieren is er niet meer en de bestuurder van die BV vraagt surseance aan. Zonder de ander daarin te kennen.
De Rechtbank benoemt een bewindvoerder. Die onderkende uiteraard de achterliggende problematiek.
Hij heeft de ondernemers bij elkaar gezet, duidelijk gemaakt dat op deze manier beide bedrijven failliet gaan en een aantal opties besproken. Alle opties hadden uiteraard financiële implicaties en beide partijen hebben hun accountants aan het rekenen gezet.
Een paar dagen later zijn de ondernemers met hun advocaten en accountant met een mediator aan tafel gaan zitten. In de wetenschap dat beide partijen een groot belang hadden bij het voorkomen van een lose-lose situatie, was de gehele dag voor de mediation uitgetrokken.
Tegen 5 uur waren de ondernemers eruit en hebben ze elkaar de hand gegeven.
De ene ondernemer heeft de ander uit beide bedrijven uitgekocht en er zijn afspraken gemaakt over alle aspecten die bij een dergelijke ontvlechting komen kijken. De mediator heeft de afspraken in een korte notitie vastgelegd en partijen en hun adviseurs hebben de afspraken uitgewerkt.