Pandrecht, (onrechtmatige) overname onderneming voor faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid
Het begon met twee mediations in hetzelfde faillissement en van een B.V., die twee winkels exploiteerde.
De eerste mediation was tussen de curator en een grote crediteur (niet de bank), die pandrecht op de debiteuren pretendeerde. De vraag was of het pandrecht geldig was gevestigd. De debiteurenlijst was pas vlak voor het faillissement gedeponeerd, nadat het pandrecht op de voorraden al was uitgewonnen. Dit, terwijl in de voorafgaande jaren nimmer debiteurenlijsten waren gedeponeerd. De curator vermoedde samenspanning.
Tijdens deze mediation bleek dat dit de grootste schuldeiser was, nota bene de BV van de vader en de moeder van de DGA van de failliet, die deze jarenlang financieel op de been hadden gehouden: als verhuurder van één van de winkelpanden hadden vader en moeder de huurachterstand enorm laten oplopen. Dat deden zij omdat het een derde generatie familiebedrijf was, waarmee ze zich zeer verbonden voelden.
Ook bleek dat de voor twee dagen later geplande mediation hiermee ten nauwste samenhing. Dat betrof claims over en weer van de curator en een BV, die de onderneming vóór faillissement zou hebben overgenomen. Deze betwistte dat sprake was van een complete overgang.
Het werd niet uitdrukkelijk uitgesproken, maar het was duidelijk dat de familie op de achtergrond een vinger in de pap had bij de nieuwe onderneming. Besloten werd daarom om de mediations samen te voegen tot één. Dan kon ook de mogelijke claim van de curator tegen de zoon wegens bestuurdersaansprakelijkheid aan de orde komen.
Tijdens de volgende sessies bleek dat (ook) de nieuwe onderneming vermoedelijk door de vader en moeder (ver in de tachtig!) financieel op de been werd gehouden, wat maar ternauwernood lukte. De nieuwe onderneming had althans inmiddels al weer een huurachterstand bij vader en moeder en een regeling met de fiscus voor uitstel van betaling van OB.
Partijen discussieerden over allerlei vorderingen over en weer. Er werd uitgebreid en openlijk gesproken over de verhaalsmogelijkheden. De vooruitzichten waren over en weer niet erg gunstig.
Uiteindelijk kwam er door overleg, waarbij de mediator tussen de partijen heen en weer pendelde en regeling, die tegemoet kwam aan de positie van alle partijen. Partijen streepten hun vorderingen over en weer grotendeels weg. Aan de curator werd een tussen partijen overeengekomen bedrag betaald door BV van de vader en moeder, nota bene de grootste crediteur in het faillissement en de enige partij in de mediation, op wie de curator geen vordering pretendeerde! Zij deden dat omdat zij er groot aan belang hechtten dat de kwestie voor eens en voor altijd voor alle betrokkenen afgelopen zou zijn.